Fam. de With

De stammoeders van onze geiten, Connie en Martine, waren stamboekgeiten. Meteen als een geitenlam is geboren, wordt deze ingeschreven in het Register van Jongvee, tenzij er duidelijke aangeboren afwijkingen zijn. Als een geit op eenjarige leeftijd al een keer gelamd heeft en in lactatie (melkgevend) is, wordt het dier uitgebreid gekeurd op exterieur. Als deze voldoet aan de raseigenschappen (minimaal 70 punten voor algemeen voorkomen), wordt ze ingeschreven in het Stamboek. De keuringsrapporten van onze geiten kunt u terugvinden op de pagina's van de afzonderlijke dieren. Ieder jaar kan een eigenaar zijn geit laten herkeuren, als hij denkt dat zijn geit beter ingeschreven zou kunnen worden.

Een stamboekgeit kan het het predikaat Keurstamboekgeit (KS) krijgen als ze minimaal 85 punten heeft voor algemeen voorkomen en uier, minimaal 80 punten voor de overige onderdelen van de bovenbalk van het keuringsrapport en als ze een goede melkproductie heeft met voldoende vet- en eiwitgehalte.

Als een stamboekgeit goede nakomelingen heeft, kan zij het predikaat Stergeit (KS*) krijgen.

Omdat de melkproductie iedere zes weken gecontroleerd wordt, worden de geiten twee keer per dag machinaal gemolken. De lammeren worden direct na hun geboorte bij de moeder weggehaald. Ze krijgen minimaal acht weken geitenmelk uit een bakje te drinken. Als ze een week oud zijn, beginnen ze ook hooi en krachtvoer te eten. De melk die niet nodig is voor de lammeren, werd voorheen verzameld in een koeltank. Twee keer per week werd dit naar een geitenmelkbedrijf gebracht, waar de melk verder werd verwerkt tot zuivelproducten. Omdat het melkbedrijf is gestopt, wordt de geitenmelk tegenwoordig gebruikt om de kalveren op te fokken.




De verhoogde melkplaats, waarop twee geiten tegelijk worden gemolken.


Stijna	Sijgje

De lammeren van Sijgje	De bokken van Cristine en Stina


Cerise, Stephanie en Cirina in 2000	Cirina, Carola en Charlot in 2002